OHIM – Wil CRAFT Roomser dan de Paus zijn?

In ons overwegend netjes aangeharkte Nederland valt het bierwereldje een beetje uit de toon. Er is weliswaar slechts één consumentenorganisatie (Pint) en één vereniging voor verzamelaars van brouwerij attributen (BAV); aan de productiezijde vinden we Nederlandse Brouwers, CRAFT en Ongeregeld.

Nederlandse Brouwers, in een eerder leven Centraal Brouwerij Kantoor geheten, behartigt de belangen van tien van de grootste Nederlandse brouwerijen. Daarnaast bestaat CRAFT, een vereniging van ruim 150 Nederlandse onafhankelijke brouwers, voorheen bekend als Klein Brouwerij Collectief (KBC). Het overgrote deel van de Nederlandse brouwerijen heeft zich (nog) niet bij een van beide verenigingen aangesloten: ik zou graag zien dat hieraan snel een einde komt, want de Nederlandse bierindustrie krijgt het de komende jaren zwaar te verduren en is gebaat bij eenheid.

Nederlandse Brouwers is door veel ‘kleine’ bierpartijen, niet alleen brouwerijen, lang als een vijand gezien: enkele jaren terug had het nog acht leden, allen de overblijvers van de consolidatieslagen die pilsbrouwers de laatste driekwart eeuw gemaakt hebben.  Bij de oprichting in 1939 telde het nog 99 brouwerij-leden, en lang leek de vereniging weinig op te hebben met de nieuwkomers in Nederland, Bierland. De laatste jaren is dat sentiment drastisch gewijzigd: Nederlandse Brouwers is een drijvende kracht achter, en medeoprichter van, de Week van het Nederlandse Bier en maakt zich meer en meer sterk voor de gehele biersector: zij houdt ook de belangen van kleinere brouwerijen in het oog.

Toch kennen we ook CRAFT, de vereniging van Nederlandse onafhankelijke brouwers. Veel mensen vragen zich af waarom een Nederlandse brancheorganisatie een Engelse naam heeft, die ook nog eens een beladen term is, in al zijn onbeladenheid. De keuze van de naam CRAFT dan, verwijst naar mijn indruk naar de internationale aspiraties van (veel) aangesloten leden: dan weet men in het buitenland meteen wat men voor vlees in de kuip heeft. Met de ‘beladenheid’ hebben de leden niet echt een probleem. Ik ben er zelf nog niet over uit, maar neig er toch naar het een wat borstklopperige en polariserende naam te vinden.

Misschien is dat laatste ook wel de bedoeling. Het bestuur van CRAFT wordt gevormd door Michel Ordeman (Jopen), Fer Kok (De Prael), Sander van de Streek (VandeStreek), Paul Brouwer (Oedipus) en Erwin van Moll (Van Moll) die door een verenigingsmanager worden ondersteund (geen brouwer): geen van allen katjes om zonder handschoen aan te pakken. In zijn rol als voorzitter heeft Michel Ordeman recentelijk vaak gehint op het zoeken van de confrontatie met niet-CRAFT brouwers, en dan vooral de Grote Jongens van Nederlandse Brouwers. Zo stelde hij de praktijk van ‘bindende contracten’, die door veel pilsbrouwers aan de Horeca worden gesleten, nadrukkelijk aan de kaak in de Paneldiscussie ‘The Craft Beer Revolution (In Holland)’ (1:19:20) en mag hij graag, net als de hard-liners uit Amerika, aan grootschalig gebrouwen pilsener refereren als smakeloos en gekleurd water – waarmee hij zich nadrukkelijk tegen dit bier en haar brouwers afzet. Wellicht is het hebben, of creëren, van een gemeenschappelijke vijand zo gek nog niet – als je tenminste behoefte hebt aan een vijand.

Mijn ongemakkelijkheid met de naam zit hem vooral in de onvermijdelijke associatie met de Amerikaanse term ‘craft brewer’ of, erger, ‘craft beer’. Voor de volledigheid: de term ‘craft beer’ is niet gedefinieerd, en zelfs de voor de hand liggende verklaring als zou ‘craft beer’ door een ‘craft brewer’ worden gemaakt wordt door niemand gesteund of gebezigd, terwijl ‘craft brewer’ wel degelijk gedefinieerd is. ‘Craft beer’ is voor mij net zo’n misplaatste geuzennaam als ‘speciaalbier’: hou op, alle bier is speciaal. Het dedain ten opzichte van pilsbrouwers dat hieruit onverbloemd spreekt is aan mij niet besteed.

Maar wat is dan een ‘craft brewer’? Hieronder de definitie van de Amerikaanse Brewers Association, de Amerikaanse evenknie van CRAFT en naar dewelke zij is gemodelleerd, en de definitie van een ‘CRAFT brouwer’ volgens CRAFT:

Brewers Association CRAFT
kleiner dan 6 miljoen barrel (6,6 miljoen hectoliter; een hectoliter is 100 liter) maximum volume ligt op één miljoen hectoliter

 

niet meer dan 25% van de aandelen wordt door een alcoholproducent gehouden die zelf geen craft brouwerij is Onafhankelijk: maximaal 25% van de aandelen in handen van een niet-CRAFT-brouwer
de meerderheid van de bieren wordt gebrouwen met ‘traditionele of innovatieve ingrediënten en dito vergistingsmethoden’ Authentiek: brouwt (hoofd)bier op onverdunde basis en gebruikt geen mais, rijst of andere ingrediënten om kosten te reduceren
  Eerlijk: is open over ingrediënten, afkomst en productielocatie

In grote lijnen volgt CRAFT het Amerikaanse voorbeeld, waarbij moet worden aangetekend dat de Amerikaanse versie meermaals is aangepast. Zo is de maximale productie regelmatig aangepast aan de groei van Boston Beer Company, eenvoudig en alleen om hen binnenboord te kunnen houden.  Ook repte de Amerikaanse definitie lang van ‘adjuncts’: inferieure grondstoffen, bedoeld om de kostprijs te drukken, zoals rijst en maïs – tot de oudste Amerikaanse brouwerij, Yuengling, er fijntjes op wees dat zij deze ingrediënten al sinds haar oprichting gebruikte, en wel om de doordrinkbaarheid te bevorderen. De Brewers Association haalde bakzeil, en Yuengling is nu een gerespecteerd lid van de club.

Overigens: ik zou, als ik lid was van CRAFT, het kopje ‘onafhankelijk’ anders hebben ingevuld. Zoals het er nu staat mogen alleen leden van de vereniging CRAFT een belang hebben in een ander lid van CRAFT, en ik kan me niet voorstellen dat men dat bedoelt te zeggen. Daar CRAFT de vereniging is van Nederlandse onafhankelijke brouwerijen (waarvan dan weer niet alle onafhankelijke, Nederlandse brouwerijen lid zijn) zou men beter hebben kunnen schrijven: “Onafhankelijk: maximaal 25% van de aandelen in handen van een niet-onafhankelijke brouwer” en als ze het heel belangrijk vinden, kunnen ze altijd nog de specificatie ‘Nederlandse’ toevoegen.

Hoe dan ook, de Nederlandse definitie heeft er onder andere toe geleid dat bekende namen, die al sinds lange tijd baanbrekend werk op de Nederlandse biermarkt verrichten, per 1 januari 2017 geen lid meer mogen zijn van CRAFT: zowel Brouwerij ’t IJ als Brouwerij De Molen moesten hun lidmaatschap opgeven, en wel omdat bij beide een groter deel dan de toegestane 25% van de aandelen wordt gehouden door een “niet-CRAFT brouwer”. Bavaria Nederland houdt momenteel 35% van de aandelen in Brouwerij De Molen en Duvel-Moortgat NV heeft naar verluidt 51% van de aandelen van Brouwerij ’t IJ, met optie op volledige overname. Zowel Duvel-Moortgat als Bavaria overstijgen echter het productieplafond van CRAFT en gelden daarmee niet als CRAFT-brouwer. Ironisch genoeg zouden beide partijen zonder enig probleem als ‘craft brewer’ worden aangemerkt door de Brewers Association. Bavaria valt dan nog ruim binnen de toegestane productiehoeveelheid en telt daarbij in haar eentje waarschijnlijk meer jaren dan alle aangesloten Amerikaanse brouwerijen bij elkaar opgeteld.

Zeker in aanmerking genomen dat zowel bij Brouwerij De Molen als bij Brouwerij ’t IJ de aandeelhouders zich niet met de dagelijkse gang van zaken bemoeien, en de gehele bier creativiteit aan de oorspronkelijke eigenaren laten, kun je vraagtekens zetten bij de waarde en relevantie van de door CRAFT gehanteerde voorwaarde. Natuurlijk hebben gehele of gedeeltelijke overnames in het verleden en heden laten zien dat dit tot groot kwaliteitsverlies kan leiden, het is geen gegeven. Het bloederige spoor dat AB InBev heeft achtergelaten mogen we niet negeren, maar enige realiteitszin mogen we wel vragen. Voorlopig gedraagt bijvoorbeeld Heineken zich voorbeeldig bij Lagunitas: zelfs toen hen een extra twee procent van de aandelen in de schoot werd geworpen kozen zij ervoor het bijbehorende stemrecht in een ‘trust’ te plaatsen opdat oprichter Tony Magee de zeggenschap – de volledige zeggenschap – over de brouwerij houdt.

Ik vind het moeilijk te begrijpen dat CRAFT bij het vaststellen van deze voorwaarden bewust heeft aanvaard daarmee twee toonaangevende Nederlandse brouwerijen buiten de deur te zetten. Menno Olivier heeft zich erbij neergelegd, hoewel hij – met mij – de overtuiging is toegedaan dat dit broodnodige samenwerkingsverband van branchegenoten en collegiale brouwers aan hem een zeer waardevolle ambassadeur, activist en pleitbezorger had kunnen hebben – nog even los van de technische en inhoudelijke kennis die hij inbrengt, iets waar veel CRAFT-leden een forse en stevige punt aan zuigen kunnen. Verder doet hij er het zwijgen toe en concentreert hij zich op het creëren van wonderschone bieren. Qua waardevolle toevoeging geldt in mijn ogen voor hen hetzelfde, maar Bart en Patrick van Brouwerij ’t IJ heb ik er niet over gesproken.

Michel Ordeman daarentegen wel: hoe moeilijk de beslissing hem uiteindelijk ook viel, hij verdedigt hem met verve ‘omdat je de consequenties moet trekken van de keuzes die je maakt’. Daarmee sluit hij ook niet uit dat sommige keuzes zullen worden herzien. Wellicht worden er zelfs zaken toegevoegd: CRAFT vindt bijvoorbeeld het sluiten van concurrentiebelemmerende contracten tussen grote brouwers en Horecabedrijven een slechte zaak (waar ik mij bij aansluit) en wie weet vindt men het ooit zelfs zo belangrijk dat dit als voorwaarde voor het CRAFT lidmaatschap wordt gesteld.

Het gekozen productieplafond van 1 miljoen hectoliter is even arbitrair als dat het dat niet is: productiegrootte zegt uiteindelijk  niet per definitie iets over de kwaliteit van het eindproduct. Zoals Willem van Waesberghe, Global Heineken Master Brewer & Global Craft and Brew Master van Heineken, al treffend opmerkte is zelfs zijn werkgever eigenlijk ‘de natte droom van elke “craft” brewer’. Heineken is onafhankelijk, want een familiebedrijf; begonnen met tweeduizend hectoliter per jaar; men gebruikt geen mais, rijst of andere ingrediënten om kosten te reduceren en is open over ingrediënten, afkomst en productielocatie. Wel brouwen ze ‘high-gravity’ (een hoger extractgehalte brouwen en dat later verdunnen) maar dat doen veel ‘craft brewers’ van de Brewers Association ook: het is milieubewuster en efficiënter. En ja, ze brouwen net even wat meer dan een miljoen hectoliter, tweehonderd keer meer om bijna precies te zijn. Maar om op de kwaliteit van het eindproduct terug te komen (waarbij smaak en kwalificaties als ‘lekker’ geen rol spelen): daar kunnen, alweer, veel CRAFT-leden een forse en stevige punt aan zuigen.

Om de gekkigheid compleet te maken is Brouwerij De Leckere lid van zowel CRAFT als Nederlandse Brouwers. Technisch gesproken zouden, volgens de huidige voorwaarden, nog vijf leden van Nederlandse Brouwers zich ook bij CRAFT kunnen aansluiten: de Texelse, Budels, Alfa, Gulpener en Lindeboom voldoen volgens mij aan alle normen, of ze moeten stiekem toch verdunnen. Volgens welingelichte kringen is een van deze vijf overigens voornemens zich binnenkort bij CRAFT te melden en, net als De Leckere, een duo-lidmaatschap te voeren.

Waar ik het punt van CRAFT wel zie om het productieplafond op enigerlei wijze in te voeren is dat grotere schaalgrootte van enige partij over het algemeen negatief uitpakt voor de mogelijkheden van kleinere partijen. De zakken van AB InBev, Bavaria, Heineken en Grolsch zijn vele male dieper dan die van alle CRAFT leden bij elkaar. Daarbij hebben grote marktpartijen op enigerlei wijze meer controle over de markt dat kleinere partijen, en kunnen daarmee de mogelijkheden van die kleinere partijen om op de markt mee te spelen beperken en zelfs belemmeren. In dat licht bezien is het niet vreemd dat De Molen en ’t IJ niet langer lid kunnen zijn van CRAFT: door de verkoop van hun aandelen aan een grote marktpartij verkrijgen zij grote marktvoordelen ten opzichte van de CRAFT leden, en lopen de belangen niet langer gelijk. Als Bavaria zou willen, staat er morgen in elk Bavaria café De Molen op tap – misschien wel ten koste van een CRAFT lid. En als het verkoopteam van Duvel-Moortgat Nederland een keer écht gas geeft staat in alle zaken waar zij leveren ook bier van ’t IJ op het menu – misschien wel ten koste van een CRAFT lid. Of dat voldoende reden is om de keuze zo te maken als deze gemaakt is, waardoor De Molen en ’t IJ niet langer lid van CRAFT kunnen zijn, is niet aan mij om te beoordelen, al heb ik er wel een mening over.

fotografie Peter Franken

Dat alles gezegd hebbend: het wordt de komende jaren moeilijker voor alle Nederlandse brouwers. De groei zoals we die nu zien en de afgelopen jaren zagen is niet vol te houden, onder andere niet omdat de consumptie niet voldoende meegroeit met de toenemende productiecapaciteit. Zaken als consistentie en kwaliteit van het eindproduct zullen scherp in de gaten moeten worden gehouden – niet iedereen begint een brouwerij ‘for the love of beer’. En dan zijn er nog een aantal maatschappelijke ontwikkelingen gaande waarvoor we moeten waken en die alleen het hoofd te bieden zijn als we gezamenlijk, en met een helder gemeenschappelijk doel, optrekken in de markt: met ‘we’ bedoel ik alle relevante partijen in de Nederlandse biermarkt, met duidelijke clusters als producenten, consumenten, wederverkopers en tussenhandelaren. Vandaag is het feest, morgen kunnen de neo-prohibitionisten ons allen pootje lichten en ligt ons mooie bier onder spervuur.

Zoals CRAFT het mooi verwoord: “De diversiteit in onze CRAFT-cultuur is onze kracht. In Nederland zijn ruim 400 zelfstandige brouwerijen die slechts 5% van de markt in handen hebben. Samen geven wij kleur aan het bierlandschap waarin het overgrote aanbod bestaat uit pils.<…> De belangrijkste overeenkomst tussen CRAFT-brouwers is onafhankelijkheid. CRAFT-brouwers hebben de vrijheid om creatieve en traditionele bieren te brouwen. CRAFT-brouwers brouwen bier ‘for the love of beer’.” Daarbij wordt het niet met zoveel woorden gezegd, maar ook de CRAFT brouwers hebben monden te voeden en zijn gericht op een gezonde bedrijfsvoering, wat iets fundamenteels anders is dan omzet- of winstmaximalisatie. Juist om een branche-brede gezonde biercultuur te behouden is gezamenlijk optrekken een voorwaarde, sterker nog, het zal een vereiste blijken.

In Amerika bestaan het Beer Institute en de Brewers Association naast elkaar en, waar mogelijk, werken zij samen. Ik spreek hierbij de hoop uit dat de ‘niet verenigde’ brouwers zich snel bij Nederlandse Brouwers of CRAFT zullen aansluiten. Ook hoop ik dat het bestuur van CRAFT een modus vindt om iconische brouwerijen als De Molen en Brouwerij ’t IJ weer te laten toetreden, of om er op zijn minst grotendeels gezamenlijk mee op te trekken. Zonder Mooi&Meedogenloos, Natte, Hel&Verdoemenis, Columbus, Kopi Loewak en Ijwit zou Nederland nu namelijk maar een dorre barrel-aged IPA woestijn zijn.

4 Comments
  • Toon vd reek
    maart 6, 2017

    Mogen bedrijven die zich brouwerij noemen en hun bier niet zelf brouwen ook lid worden van craft? Misschien moeten ze eerst de definitie van brouwerij eens opstellen.

    • Rick Kempen
      maart 6, 2017

      Ik ga het ze voorleggen!

    • CRAFT
      maart 7, 2017

      CRAFT had in 2016 174 leden: 116 met eigen ketels en 59 huurbrouwers (zonder eigen ketels).

  • CRAFT
    maart 6, 2017

    Ons beeld van de toekomst van het Nederlandse bierlandschap is positief. Zo is het aantal brouwerijen in Nederland tussen 1985 en 2016 gestegen van 25 tot 450. Ook CRAFT groeit sterk. Ons ledenaantal is van 105 leden in 2014 gegroeid naar 174 leden in 2016. Het totale verkoopvolume van CRAFT-leden is gegroeid van 46.000 (hl) in 2014 naar 129.000 (hl) in 2016. 180% groei in drie jaar tijd.

    Dit is nog steeds slechts 1% van de totale Nederlandse biermarkt, maar als de consument 1% minder pils gaat drinken en 1% meer CRAFT-bier dan ontstaat ruimte voor nog veel meer onafhankelijke brouwerijen die het Nederlandse bierlandschap verrijken. Bovendien is de Nederlandse biermarkt het afgelopen jaar met 1,4% gegroeid, terwijl de afzet van pils met 0,1% is gedaald. (Bier consumptiecijfers 2016, Nederlandse brouwers).

    In de V.S. is het marktaandeel van de craft brewers nu 13% (naar volume) en 20% (naar omzet). We zijn heel benieuwd tot welk marktaandeel het bier van onafhankelijke brouwerijen in Nederland kan groeien. Wij denken dat de ‘Craft beer Revolution’ pas net is begonnen in Nederland.

    We staan open voor iedere vorm van samenwerking om het kennisniveau over bier in Nederland te doen verhogen en de kwaliteit van onze bieren te verbeteren. Zo heeft op 24 januari de eerste Dutch Craft Beer Conference plaatsgevonden en zijn we in samenwerking met StiBON een brouwers-opleiding aan het ontwikkelen. Bovendien zijn we weer volop aan de gang om mei weer samen met de Nederlandse Brouwers de Week van het Nederlandse Bier te organiseren.

Laat een antwoord achter aan CRAFT Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *