Sorry kids, opa gaat even op de praatstoel zitten. Dat komt omdat opa onlangs in Zwolle was, een stad die zwaar onderschat wordt op gebied van goede schoenenwinkels (onterecht) terwijl iedereen het met drie Michelinsterren getooide restaurant De Librije kent (terecht). Nu herbergt Zwolle meer dan dit: zo heeft het een aantal afgrijselijk goede cafés binnen de stadsgrenzen. Opa noemt als voorbeelden een ‘De Hete Brij’, opa noemt een ‘In de Buurt’. En nu zit opa op zijn praatstoel omdat hij daar onlangs iets meemaakte waarvan opa heel, heel gelukkig werd: vakmanschap. Vakmanschap op het gebied van gastheerschap.
Bij Café In de Buurt kun je kiezen uit acht mooie bieren van tap, en enkele tientallen van fles. Ze serveren er prima, zelfs puike, gehaktballetjes – om over de droge worst maar te zwijgen. Er komen, en werken, leuke mensen. En die mensen die er werken, die nemen het best serieus. Sterker: daar werd opa nu juist zo blij van: het vakmanschap en de ware invulling van gastheerschap dat hij daar meemaakte. Wat er dan precies gebeurde?
Opa zelf zat geestdriftig een schaaltje gehaktballetjes soldaat te maken, onder het genot van een Lindeboom Herfstbock, toen zich ter rechterzijde van hem een middelbare man aan de bar opstelde. Deze man bestelde ‘een biertje en een trappist’. Dat kon de dienstdoende barman niet zo gauw serveren – wie heeft er nu een Cisterciënzer der Strikte Observantie op zak – maar belangrijker, hij informeerde naar wat voor trappistenbier de man dan op zoek was. Dat overviel de gast in kwestie – ‘Doe maar een gewoon biertje dan, het is voor mijn vrouw’ – en die probeerde zich er gemakkelijk van af te maken.
Maar deze gast rekende buiten de barman van In de Buurt. Die liet zich dit buitenkansje namelijk niet ontnemen en probeerde de man alsnog tot een heldere keuze te verleiden – ‘Blond, dubbel of tripel?’ – maar die gaf geen verdere sjoege. En toen gebeurde er iets moois: de barman ontpopte zich tot een ware kastelein.
De vrouw in kwestie zat aan een tafeltje bij het raam en besteedde geen aandacht aan het bestelproces. De zaak zelf zat, zeker in aanmerking genomen dat het een modale zaterdagmiddag betrof, redelijk gevuld: een mannetje of veertig, vijftig vulde de tafeltjes. Het was dorstig volk: de barman bleef continue bezig, geen tijd voor flierefluiten. Desondanks gebeurde er iets moois: niet content met het ‘doe maar een gewoon biertje dan’ van de man aan de bar wandelde de kastelein naar de vrouw die aan het tafeltje bij het raam zat, en zette zich naast haar. Het gesprek zelf kon ik niet volgen maar het was overduidelijk dat in drie, vier gerichte vragen en antwoorden de smaakvoorkeur van de vrouw glashelder werd blootgelegd. De kastelein wandelde voldaan terug naar zijn loopgraaf en beduidde de man dat hij zich bij zijn vrouw kon voegen – de bestelling kwam er aan. En nog voordat deze zich aan het tafeltje bij het raam had geïnstalleerd stond daar een kloeke Belgische tripel voor zijn vrouw op tafel, dewelke zij verwachtingsvol inschonk.
Al die tijd had ik gedronken van mijn glas herfstbock en de bodem kwam in zicht. De kastelein, die de opgelopen achterstand in bestellingen aan de bar in hoog tempo aan het wegwerken was, ontging dit ook niet. Terwijl hij twee glazen Weihenstephaner Hefeweizen intapte keek hij mij aan en trok een wenkbrauw op. Ik knikte, nauwelijks waarneembaar.
Een minuut later stond er een vers getapt glas herfstbock voor me, het glasetiket naar mij toe gedraaid. De licht bollende schuimkraag lonkte en de kastelein was alweer aan de andere kant bezig een volgende bestelling op te nemen. Volmaakte gelukzaligheid overspoelde mij.
Leave a Reply